Spreekwoorden en idioom

Spreekwoorden en idioom

Veel oude en hedendaagse Nederlandse spreekwoorden en gezegden zijn terug te voeren op het colven en kolven:

• Paal en perk stellen (To put up posts and borders. Meaning: to limit evil)

• Met de natte vinger
• De eerste klap is een daalder waard (The first hit is worth a pound. Meaning: the first step is the most important one)

• Dat is een kolfje naar mijn hand (A kolf club that fits well in his hands. Meaning: it is just what he likes, or what suits him.)

• De plank misslaan of de bal misslaan (To mishit the target. Meaning: his opinion was totally wrong)

• Het balletje op een tuitje zetten (oud; het nog eens proberen) (The ball placed on the tee. Meaning: starting something new. Clearly a long colf expression.

• Effen als eene kolfbaan (eerste helft negentiende eeuw) (As smooth as a kolf court. Meaning: a very smooth surface (clearly a short kolf game expression)

• Het is een groot kolfhout van een mens (He is like a big kolf club. Meaning: he is an ungainly blockhead.)

• Men moet de kolf niet naar de bal werpen, dat wil zeggen uit balorigheid over verlies de kliek naar de bal gooien (Bredero in Spaanschen Brabander) (To trow the kolf club to the ball. Meaning: to admit defeat.)

• Iemand de bal onder de voeten wegslaan

• Katje frik (deze term uit 1769 werd gebruikt wanneer men won ‘zonder dat den anderen enig streepje uitdoet’)

• De beste kolver slaat wel eens mis (The best kolf player makes sometimes an air shot. Meaning: the best man can make a mistake.)

• De bal is aan de kuil gebracht (The ball is played near the hole. Meaning: the job is nearly finished. Clearly a long colf game expression.)

• Wie altijd oordeelt op de gis, hij slaat de bal vaak lelijk mis (He who judges by guesswork, often makes a mishit. Meaning: guesswork does not bring success.)

• Men moet de bal slaan zoals hij ligt (You must play the ball as it lies. Meaning: accept the situation where you are in.)

• De bal ligt nog niet stil (The ball has not yet come to a stand-still yet. Meaning: there are still possibilities.)

• Het is geen recht spel dat men met kromme kolven slaat (With bad clubs, you cannot play a good match. Meaning: with dirty tricks you will not have good results.)
N.B.,

In Protestants-christelijke kring wordt nog wel eens de uitdrukking gebezigd 'God kan met een kromme stok een rechte slag slaan'. Dit lijkt een bijbelse uitspraak, maar er is geen bijbeltekst te vinden waar dit aan kan zijn ontleend. De conclusie moet dan wel zijn dat ook deze diepzinnige christelijke zegswijze haar oorsprong vindt in het vrolijke, volkse kolfspel als tegenovergestelde van de hiervoor genoemde uitdrukking.

• Hij heeft goed gekolfd (He was a good kolver. Meaning: he did well in life.)

• De gek behaagt zijn kolf (Every fool loves his own kolf club. Meaning: what is mine, is most beautiful.)

• Hij geeft hem bal en kolf in handen (He gives him ball and kolf clubs. Meaning: giving someone the tools to do the job.)

• Hij is overal bij met zijn kort kolfje (He is always there with his little short kolf club. Meaning: he is always there where something happens.)

• Zo alle zotten kolven droegen men vond geen hout genoeg om zich te warmen (When every fool would carry a kolf club, there wouldn’t be enough wood to warm oneself.)

• Zulke kolven zulke kolfballen (Such kolf clubs, such kolf balls. Meaning: the quality of results depends on the quality of the tools.)

• Het effect van knikkers op een kolfbaan (= geen effect). Bron: PGNC 11 augustus 1882

Binnen de kolfsport gebruikt men een eigen idioom. Een bloemlezing:

• Kliek – De kolfstok. Eigenlijk specifiek het verzwaarde uiteinde van de kolfstok. Er zijn twee soorten klieken< specifiek voor gummiballen en voor sajetballen.

• Voorpaal – De paal van waar men met de uitslag begint en van waar men de puntenslag tegen slaat.

• Achterpaal – De paal ‘achter in de baan’ die men wil raken bij de uitslag en moet raken bij de opslag.

• Proefklap – De eerste klap bij een wedstrijd die gegeven mag worden om de baan te verkennen. De plek waar de bal bij de uitslag stil komt te liggen, wordt niet afgekrijt door de markeur. De speler mag voor de opslag een vrije bal nemen.

• Partij – Serie van 5 x 3 slagen (uitslag, opslag en puntenslag). In een partij kan een speler maximaal 60 punten slaan.

• 1/6-Regeling – Spelers die op grond van lichamelijke gebreken moeilijkheden ondervinden bij het ontwijken van een bal kunnen in aanmerking komen voor deze regeling. De bal wordt dan in de vakken 1 en 6 zodanig door de markeur verplaatst dat het risico van het snel weg moeten springen voor de bal sterk verminderd wordt.

• Het schot of het rabat – De opstaande rand van de baan.

• Optrek – Ander woord voor opslag of opklap.

• Rabatteren – De bal via het schot (het rabat) spelen.

• Hij was niet goed 'an' - zegt een speler als zijn bal de paal te dik of te dun raakt, waardoor de bal een andere kant op gaat dan gewenst.

• De kast of 'kas' - het speelveld achter de achterlijn van voor- en achterpaal.

De bal moet van achter de paal worden weggespeeld. Deze zogenoemde 'achterballen' zijn moeilijk te slaan. Men slaat de bal vaak te dun of te dik, waardoor deze aan de andere kant van de baan ook weer achter de paal belandt. Kolvers hanteren dan ook het gezegde 'uit de kast, in de kast', 'van kakkebed in pissebed' of 'het is donker in de kast'.

Hoe verder richting het achterrabat, hoe 'dieper' de bal ligt. Iedere bal die van achter de achterlijnen moet worden weggespeeld is een 'achterbal'.

• 'Snijertje' of 'licht kassertje'- wordt gezegd van een bal die vlak achter de achterlijn ligt. De speler kan nog goed bepalen waar de bal de paal raken moet.

• Er voor langs slaan - de bal ligt bijna op de voor- of achterlijn en is in principe niet moeilijk te nemen. Toch slaat de speler de bal vlak voor de paal langs en mist.

• Sisser - een achterbal die zo dun langs de paal glijdt dat de markeur nauwelijks kan beoordelen of de paal wel geraakt werd.

• 'Zwemmer' of 'zwummer' - de bal is slecht geslagen en zwalkt na het raken van de paal wat door de baan.

• 'Vol' - 12 punten. 'Hij loopt vol' wordt gezegd als een bal langzaam maar zeker naar het 12 puntenvak loopt. In het oosten van West-Friesland roept men 'mudvol'.

• Dik nemen, te dik slaan of 'm naar je toe halen - de bal raakt de paal zodanig dat hij naar de kant van de speler terugloopt.

De bal dik nemen betekent dat de speler zeker wil weten dat de bal de paal raakt en genoegen neemt met minder punten.

Te dik slaan of naar je toe halen betekent dat de speler een misrekening heeft gemaakt. De bal komt naar de speler toe, verliest teveel vaart en blijft te snel liggen.

• Van het bord spelen - uitschakelen voor de finale.

• Dun nemen, te dun slaan of 'm eroverheen slaan - de bal raakt de paal zodanig dat hij van de speler af draait. Kolvers nemen vaak bewust een bal wat 'dunner' om diverse redenen.

Te dun slaan of een bal 'er overheen slaan' betekent dat de speler een misrekening heeft gemaakt.

Voor dun slaan zegt men ook wel 'effe licht over het neusje slaan'.

• Plakbal - bal omkleed met lapjes rubber in plaats van een geheel massief rubberen bal.

• Snelloper - een bal die snel loopt en lang door blijft rollen. Het betreft hier vaak een nieuwere bal.

Tegenhanger van de snelloper is de zogenaamde 'bruine bal', veelal een kostbare bal van soms wel 100 jaar oud. In Drechterland wordt dit ook wel een 'trage hufter' genoemd. Er zijn ballen die 'recht lopen', met de 'dwarrel' als tegenhanger. Oudere gummiballen worden soms een 'glisser' of 'sopper'. Sajetballen hebben hier geen last van, maar hiervan kan het vilt los gaan laten, waardoor je een 'huppelaar' krijgt.

• 'D'r zit geen klap op' of 'hij is te kort' - wordt gezegd als de speler bij het slaan niet genoeg kracht heeft gebruikt. De bal heeft geen vaart en blijft te snel liggen.

• Spulletje - het eigen spelmateriaal, de bal en de kliek.

Veelal liefkozend gebruikt als de speler tevreden is over zijn combinatie. Een bal moet bij de stok passen en andersom.

• 'Gooi maar terug!'- wordt door de speler schertsend geroepen als een goed geslagen bal zeker 12 punten gaat halen. Waarom zou men wachten op zo iets onvermijdelijks, nietwaar?

• 'Hoe loopt 'ie hier?' - vraagt een speler nieuwsgierig als hij een nieuwe baan binnenkomt.
Daarmee wordt gevraagd naar de eigenaardigheden van de baan waar de speler rekening mee kan houden en zijn voordeel mee kan doen.

• 'Hoe loopt 't?' - wordt door de speler gevraagd bij binnenkomst voor een wedstrijd als hij of zij wil weten of er die dag wat harder of zachter geslagen moet worden.

• De paal niet kunnen vinden - keer op keer mist de speler bij de uitklap de achterpaal en mist zo het voordeel van de aanballen.

• 'Ik zie 'm niet' - verzuchting van een speler die een moeilijke bal moet slaan en er geen vertrouwen in heeft dat hij de paal daar gaat raken waar hij wil.

• 'Pronkertje' of 'Trompertje' - benaming voor een mooi geslagen bal.

• Een kolfje naar je hand - het juiste spelmateriaal hebben.

• 'Niet kolvers uit de baan!' - roept de markeur tijdens een wedstrijd als mensen onnodig de baan oversteken, staan te praten of in de weg lopen. Niet alleen is het onrustig voor de speler, het verhoogt ook het risico van belemmering.

• 'Halfie' of 'barrel' - afkeurende uitdrukking voor een klap die niet meer dan een paar punten oplevert. Soms ook liefkozend gebruikt als een speler een serie van 4 x 12 punten heeft geslagen en 11 punten in zijn vijfde. De 11 is dan 'een barrel'.

• 'Hij loopt nog' of 'die doet nog wel wat' - wordt geroepen als de bal verkeerd op de paal is gekomen en desondanks de goede kant op rolt.

• 'Bienebal' of 'pôtenbal' - de bal ligt dicht bij de paal voor de opslag of de puntenslag. De speler loopt het risico dat de bal na de slag tegen de kliek of de voeten loopt. Tegenwoordig wordt dit ook wel ‘keren’ genoemd.

• 'Op maat' of 'in de maat' - de speler heeft de juiste snelheid aan de bal meegegeven.

• 'Pennen!' - wordt geroepen als de bal de paal raakt en de speler daarna een aanbal mag nemen.

• Rond blijven - de speler slaat 10 of meer punten bij iedere slag en bereikt daarmee altijd een verantwoorde score.

• Omhalen - een speler die de kliek niet stevig genoeg vasthoudt loopt het risico dat deze kliek bij het slaan de bal verkeerd raakt. De bal neemt daardoor een andere loop dan gewenst.

• 'Uit 't licht' - zegt een speler of markeur als een andere speler in de weg staat.

• De bal loopt 'stuk' - de bal loopt bij de puntenklap tegen de paal, maar had de speler meer punten opgeleverd als dat niet was gebeurd.

• Mik wis - richt goed voor je slaat.

• Je kont moet goed staan - het klinkt oneerbiedig, maar is toch waar. De houding van het lichaam bepaalt het welslagen van de klap. Recht achter de stok staan is een voorwaarde.

• 'Tussen de palen kolven', in het oosten van West-Friesland 'tussen de stukkies blijven' en in het westen ook wel 'tussen de tietjes blijven' genoemd: de bal wordt niet over het eindrabat gespeeld bij de opslag en blijft dus tussen de palen liggen.

• 'Je moet die bal verbranden' - niet letterlijk bedoeld, maar wordt door medekolvers geroepen als geconstateerd wordt dat de bal niet bij de speelstijl van de kolver past.

• Kolf aan stek - de bal heeft de paal geraakt. Ook: de kliek heeft de paal geraakt.

• Broodkolver - gezegd van een kolver die graag wil winnen en altijd uit is op een prijs.

• Poedel – Een poedel betekent dat een speler geen punten krijgt toegekend.

• Aanbal – De bal raakt de paal bij de uitslag of de opslag en de speler mag de volgende klap nemen vanaf iedere zelf gewenste plek.

• Keren – De bal raakt na het slaan de kliek of de voet van de speler.