Palmmalie (Malie), ordonnantie Leiden, 1637
Ordonnantie Palmmalie Baan Leiden uit 1637
Ongedateerde ordonnantie. Palmmalie is de Nederlandse verbastering voor 'pallemaille'. Het spel werd als deftig gezien en het bezit van een maliebaan gaf een zekere status. Op de vaste baan moest, net als bij het colfspel, de bal in zo weinig mogelijk slagen naar een doel worden geslagen, meestal een paal aan beide uiteinden van de baan. Daarbij diende in het midden van de baan ook nog een poort, de zogenoemde 'passe' te worden genomen. Het spel vergde de nodige fysieke kracht van de spelers. Een van de verschillen tussen het maliespel en colf was dat de bal bij het maliespel niet vanaf een tuitje, maar 'op den gelijcke gront' werd afgeslagen en ook laag moest blijven. Een boete voor 'deselve op hoopies te setten' kon drie schellingen bedragen. Met andere woorden: het was verboden op een maliebaan te colven, wat dus kennelijk wel gebeurde.
De tekst luidt:
ORDONNANTIE OP HET SPEELEN IN DE PALMMALIE BAAN
Art. 1
In den eersten sal niemant in de voorschreve baen mogen speelen, sonder consent ende kennisse van den Maliemeester, op poene van bij ijder contraventeur te verbeuren telcken reijs dertigh stuijvers.
Art. 2
En sal ijder persoon die in dese baan wil speelen, den Maliemeester alvorens te betalen drie stuijvers, en voor de huijr van de Malie, soo hij eene begeert, gelijcke drie stuijvers, en dat oock soo menigmaal als hij daar uitgescheijden sijnde, weder sal willen speelen.
Art, 3
Item sullen de speelders, teneijnde een ijder, in, ofte omtrent de baan sijnde, gewaarschouwt mag weesen, gehouden sijn overluijt te roepen, Garde, ofte diergelijcke, anders sal de nalatige ijmant komende te quetsen, ofte beseeren, gehouden sijn in de costen vant meesterloon, smerte, en versuijm te betalen.
Art. 4
Een ijder speelder sal sijne bal op de gelijcke gront laten leggen, sonder deselve op hoopies te setten, op de verbeurte van drie stuijvers telcken reijs, en sal de bal, uijt de baan geslagen sijnde voor een slagh met de hand daar weder in moeten schieten, regt over de plaatse, daar die buijten deselve gelegen hadde, op de verbeurte van gelijcke drie stuijvers.
Art. 5
Ook sal niemant, tsy out of jongh, als in de baan gespeelt wort, in deselve mogen gaan wandelen, blijve staan, op de plancken sitten, nog daar door lopen, dan alleen deselve overdwars passeren, op de verbeurte van twaalff stuijvers.
Art. 6
Item sal niemant in de voorschreve baan moge komen met een degen, om te speelen, op een boete van ses stuijvers.
Art. 7
Item sal niemant in de gemelte baan mogen de kloot schieten, kolven, ofte ergens mede speelen, dan alleen met de bal, ende de Malie, op de verbeurte van het gene daarmede gespeelt wort, en telckens twaalff stuijvers daarenboven.
Art. 8
Trepliceeren alle de voorschreve boeten, ten behoeve van den Maliemeester, die de executie derselve bij desen mede geauthoriseert wert.
Art. 9
Indien ijmant den Maliemeester met exerceren van sijn ampt misseijt, ofte misdoet, sal verbeuren drie gulden.
Art. 10
Soo wie de baan, of de plancken, om deselve sijnde, komt te schenden, ofte te breecken, sal gemuleteert, ofte gestraft werden naar gelegentheijt.
Aldus gearresteert ter vergaderinge van Curateuren en Burgemeesteren.
In kennisse van mij,
Johan van den Bergh
Deze tekst moet worden gedateerd op 3 juni 1637 (notitie Steven J.H. van Hengel).
Bron: Stichting Nederlands Golf Archief 'Early Golf', Cees van Woerden.
Literatuur
• Games for Kings & Commoners, Part Two, p.108. 2014. ISBN 978-2-9540069-2-5 ([email protected])