Schotse kliek - 1650-1700
Door Adviesbureau IDDS bv opgegraven uit de '3e vulling' van een waterput op de hoek van de Groenesteeg en het Lakenplein te Leiden. Op grond van nevenvondsten wordt de kliek archeologisch gedateerd in de periode 1650 - 1750.
Bij de Hollandse Meesters uit de Gouden Eeuw is een dergelijk kliek een aantal keren afgebeeld in de periode 1600 - 1700; bij enkele epigonisten zelfs tot 1750. Het gedicht 's Amsterdammers Winter van Johan Six van Chandelier, waarin een Schotse kliek (klik) wordt beschreven, dateert uit 1657.
De slof bevat drie boorgaten door en door, die zijn opgevuld met loodstiften van ca. 5 mm doorsnede. In de rechter flank van de slof bevindt zich een rechthoekige uitsparing waar waarschijnlijk lood in gezeten heeft die door de loodstiften vast werd gehouden.
Totale lengte van het artefact: 24 cm. Lengte van de zool: 17,5 cm (en dus beduidend groter dan een lood/tinnen slof). Grootste breedte: 7,1 cm.
De slagzijde vraagt om een rechtshandige speler en maakt een hoek van 95° met de zool (zodat de bal een lift krijgt bij de slag). De stok is bevestigd onder een hoek van 125° - 130° met de zool (zodat aangenomen moet worden dat de stok iets langer is dan van een lood/tinnen stok en met een Schotse kliek verder van het lichaam wordt gespeeld. Afbeeldingen lijken dit te bevestigen.).
De kliek vertoont weinig gebruikssporen. Op de aanhechtingsplaats voor de stok zijn touwafdrukken zichtbaar
Zie ook:
Details: