Johan Six van Chandelier, Poësy - 1657

Excerpt uit 's Amsterdammers Winter, p. 63:

Hoe meenigh hoofd, zoo meenigh spul,

Elks hair heeft een besondere krul.

Den hoop hoopt aan. Den ouderdom

Vermenght sich, onder al den drom.

Het zeedigh vrouw volk woelt er mee,

Elk maakt sich in syn waapnen ree,

De schaatsen raaken aan de voet

Van meesters, en die leeren moet.

De kolver bindt syn ysspoor* aan,

Of heeft iet strams om op te staan,

Want 't gladde glas, is 't onbesneeuwt,

Meteffe soolen lacht, en spreeuwt,

En na het looten van paarty,

Schrapstaande slaat syn es, met bly

Verswaart, of syne schotse klik,

Van palm, dry vingers breed, een dik,

Met loot der in, den Pennebal

Van 't druifje onsichtbaar voor haar val,

Van ballemerkers opgemerkt,

Voorts kolvende aan een paal geperkt.

Of slaat om 't verdste, slach om slach,

Om witjes, of een vaan in 't lach,

Gekorven op een dunnen tak,

Die ieder veur in 't wambais stak,

Mids wie syn kerfstok niet neemt waar,

Uitveegen zal voor allegaar.

Gins komt een sterk gevolghde Boer,

Volwinds, gereen, uit 't Veener moer,

Ruigh om syn ongekemde kin,

Met lange keegels ys er in,

Dat als een kraalbos, om het haair,

Gelaatich ramm'lend wiewauwr swaar,

Hy heeft een blaauwen raagbol op,

Van schaapen, als een tweede kop.

Hy houdt een bootshaak, op den nek,

En slingert fraai een traagen trek.

*IJsspoor

Uit: Comentarios de lo sucedido en las guerras de los Paises Baxos desde el ano 1567 hasta el de 1577, door Don Bernardino de Mendoza. Madrid, 1592.

In deze beschrijving komt een passage voor met betrekking tot een poging van Spaanse troepen onder bevel van Don Fadrique de Toledo (zoon van de hertog van Alba) om na het beleg van Naarden via de bevroren Zuiderzee de blokkade met schepen (bij Pampus) voor Amsterdam te breken. (December 1572)

Vertaling:

Het was nu in het hartje van de winter en de Zuiderzee was bevroren, en daarom besloot men naar Amsterdam te gaan om de met geschut bewapende schepen te verbranden waarmede de rebellen den toegang afsloten. Men meende dat dit heel wel mogelijk zou zijn omdat de zee was dichtgevroren, en daarom werd Francisco de Aguilar Abarado, sergeant van kapitein Martin de Eraso, met enige soldaten op verkenning uitgezonden.

De rebellen trokken hen tegemoet, waarop Don Fadrique versterking zond onder bevel van kapitein Rodrigo Rérez. Nu bemerkten de Spanjaarden dat de rebellen rondom de schepen het ijs hadden stukgehakt en zo als 't ware een brede gracht om de schepen hadden gemaakt. Van de schepen, zowel als van de dijken schoot men op onze soldaten, die aldus op het ijs moesten vechten en dan nog wel op ijs dat tot een handpalm hoogte met sneeuw bedekt was.

Onze mannen hadden een soort van ijzeren beslag aan de voeten gedaan zoals dit in de Nederlanden gewoonte is als men over ijs gaat. Dit bestaat uit twee zeer scherpe ijsnagels die aan een ijzeren plaatje zijn bevestigd, en deze plaatjes bindt men onder de voeten zodat men over het ijs kan lopen en op het ijs kan vechten zonder uit te glijden.

Zie: Dr. Joh. Brouwer, Kronieken van Spaanse soldaten uit het begin van den tachtigjarige oorlog. W.J. Thieme & Cie, Zutphen 1933 (p. 222)

Merk op dat in het gedicht van Six van Chendelier sprake is van een 'schotse klik'. In tegenstelling tot de traditionele houten slagstokken met een loden slof bestaan de zogenoemde 'Schotse klieken' geheel uit hout. Zijn zijn in groten getale in de Lage Landen ingevoerd vanuit Schotland.

Secundaire literatuur over het werk van Johan Six van Chandelier:
Opstellen aangeboden aan Mr J.R. de Groot bij zijn afscheid als bibliothecaris der Rijksuniversiteit te Leiden. Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1983. Opstel: Contouren van een collectie. Jan Six van Chandelier als lezer en gebruiker van boeken door M.A. Schenkeveld - van der Dussen, p. 261 - 171.