NK Kolf, Liederen - 1902
Herkomst: Stadsarchief Amsterdam
Gebeurtenis: NK Kolf 1902
Transcript:
No. 1.
De kolvers van den grooten Bond.
Wijze: In Mecklenburg daar woonde een vorst.
De kolvers van den grooten Bond
Zijn weer te saam gekomen,
Daarom nu weer in dezen stond
Gezongen met een open mond.
Een open mond, een open mond,
Om prijzen te behalen.
Het is nu reeds ten tweeden maal,
Dat wij hier wedstrijd houden,
Een wedstrijd, ja, op grooten schaal,
Het gaat om 't edele metaal.
Eed'le metaal, eed'le metaal,
Waar wij allen dan om strijden.
Uit alle oorden van het rijk,
Uit Friesland en uit Zeeland,
Uit Utrecht en van Langendijk
Zijn zij als broeders steeds gelijk.
Ja steeds gelijk, ja steeds gelijk,
Om prijzen te behalen.
't Bestuur onz' hulde nu gebracht,
En ook den milden gevers,
Want dat is hier een ware kracht,
Die allen ons te zamen bracht.
Te zamen bracht, te zamen bracht,
Om prijzen te behalen.
No. 2.
Wat is een wapen voor de man.
Wijze: Wie praalt aan 't hoofd der heldenstoet?
Wat is een wapen voor den man - de kolf,
Wie slaat er wat niet loopen kan - de kolf,
Wat maakt, dat door een wakker spel,
Dat spieren sterkt, de geest herstel?
De kolf - de kolf - de kolf. (bis)
Wie is de kolf zijn tweelingbroer - de queu,
Wie maakt als hij nog meer rumoer - de queu,
Wie drijft de bal met forschen stoot
En maakt de wit en dan de rood,
De queu - de queu -de queu. (bis)
Deez' drie de kolf, de queu, de bal - vivat,
Zij zijn een vroolijk loflied waard - vivat,
Gij drietal, veel gebruikt per week,
Wie liet u gaarne in den steek?
Geen lid - geen lid - geen lid. (bis)
Die drie van zulk een sterke macht - o je!
Harmonisch dus te zaâm gebracht - hoezee!
Doen vele dagen van de week,
Wat ons nu reeds tie jaren bleek,
Hun best - hun best - hun best. (bis)
Wat men dan ook van hen verwacht - 't is waar,
Die drie zij hebben toch de kracht - 't is waar,
De leden van deez' vriendenkring
Steeds te vereenen onderling,
't is waar - 't is waar - 't is waar. (bis)
G.H. Kz.
No. 3.
Onderlinge vriendschap.
Wijze: Iö vivat.
Komt zingen wij,
Komt drinken wij,
U vriendschap, u ter eer;
Zooals gij hier uw zetel sticht,
Die voor geen twist of tweedracht zwicht,
Daar schenkt ons 't lot,
Het reinste genot,
Daar woont de zoetste vreugd.
De kollefclub
Wensch ik geluk,
Breng' vaak ons hier bijeen,
Wat ook 't verschil van standen zij,
De vriendschap ziet den stand voorbij,
Waar vriendschap woont,
En eendracht troont,
Heerscht ware broedermin.
De vriendschap zij
Ons steeds nabij,
En 't kolven breng ons zaâm,
En zijn wij dan gezond en frisch,
Op nieuw weer aan een vriendendisch,
Dan wijden wij,
Verheugd en blij
Der vriendschap weer ons lied.
No. 4.
Feestvreugde.
't Is feest in dezen vriendenkring!
Siede wiede wiet, bom bom!
Vindt gij dat geen pleizierig ding?
Siede wiede wiet, bom bom!
Komt, danst straks vroolijk hopsasa,
Zingt nu verheugd victoria!
Victoria, victoria,
Siede wiede wiet, bom bom!
Ja, feest te vieren is niet dom!
Siede wiede wiet, bom bom!
Het jaagt het bloed wat vlugger om;
Siede wiede wiet, bom bom!
Volgt, vrienden, dus elkander blij
Op 't feest van deze kolverij!
Victoria, victoria,
Siede wiede wiet, bom bom!
Dus, dames, heeren, zingt met moed!
Siede wiede wiet, bom bom!
Dat doet de kolvers waarlijk goed;
Siede wiede wiet, bom bom!
Juicht allen lustig voor en na
Van harte mee: hoera, hoera!
Victoria, victoria,
Siede wiede wiet, bom bom!
No. 5.
Het Kolfspel.
Het kolven is een prachtig spel! ja ja,
Elk Nederlander weet dat wel, ja ja,
In 'd'uitslag' dus 't begin maar goed,
Dan krijgt de kolver reeds veel moed.
ja ja, ja ja, ja ja. (bis)
Maar 'd'opslag' mag niet minder zijn, o zoo!
Diep in de kas! Dat doet zoo'n pijn! o zoo!
'Breng op je bal vlak voor het stuk!
Zulks scheelt je straks een heele ruk!'
O zoo, o zoo, o zoo. (bis)
Het 'trekken', daar komt het op aan, gewis!
Daar moet je zuiver bij gaan staan, gewis!
Klinkt een 'Hoezee' dan door de zaal,
Zo is bereikt het ideaal.
Gewis, gewis. gewis. (bis)
Lees volledige artikel