Schilder: Jan Griffier I
Herkomst: Leggatt Brothers, London
Datering: 1642-1718
Techniek: Olieverf op koper
Afmeting: 51,3 x 58,7 cm
Bijzonderheden:
Jan Griffier de Oudere verdeelde zijn carrière tussen Nederland en Engeland, waar hij vogelperspectief topografische voorstellingen en imaginaire Rijnlandse valleiscènes schilderde. Tot zijn mooiste werken behoort een reeks winterscènes op koper. De stijl van de kostuums, waaronder de fontange-hoofdtooien die door sommige elegant geklede vrouwen worden gedragen, duidt erop dat deze Winterscène met schaatsende figuren waarschijnlijk rond 1700 werd gemaakt. Rond 1695 verliet Griffier Londen voor Nederland, waar hij tot 1704 verbleef. Hij woonde op zijn jacht en reisde door het land op zoek naar inspiratie.
Het schilderij komt voort uit een traditie van winterlandschappen die werd ontwikkeld door de schilder uit Kampen, Hendrick Avercamp (1585-1634) in het begin van de zeventiende eeuw. De periode van het midden van de zestiende tot het midden van de negentiende eeuw wordt vaak aangeduid als een "Kleine IJstijd", waarin strenge winters ervoor zorgden dat kanalen en waterwegen regelmatig bevroren. De Nederlanders maakten van de nood een deugd en werden bedreven schaatsers. Ze speelden colf (de voorloper van golf) op het ijs en bouwden zelfs ijsjachten, waarvan er een te zien is in de verte, in het midden van Griffiers schilderij.
Griffier kiest een hoog standpunt om ver in de verte te kijken over een bevroren waterweg in een vlak landschap. Een zachte roze gloed aan de horizon duidt op een winterse zonsondergang. Rechts bevindt zich een versterkt dorp met daarachter een grotere stad; links staat een elegant, omgracht kasteel, zoals die vandaag de dag nog steeds in het Nederlandse en Belgische landschap te vinden zijn. Griffier toont een dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving: van de deftige dame in haar slede, begeleid door een bediende in een rode jas, tot de kinderen die vrij zijn van school en schaatsen op de gracht, gadegeslagen door hun meester, tot de eendenjager die huiswaarts keert, en de drinkebroers in de herberg, waar het haardvuur warmte uitstraalt. In de verte, bij de ijsjacht, speelt een groep mannen colf op het ijs: hoewel deze figuren slechts 5 mm groot zijn, zijn hun bewegingen duidelijk herkenbaar.
IJskermissen waren een kenmerk van de winters in de zeventiende eeuw. Sommige waren groot, zoals het evenement dat in 1683 op de Theems in Londen werd gehouden. Vaker waren het kleinschalige, informele bijeenkomsten, waarbij enkele kraampjes op het ijs verschenen om de feestvierders van eten en drinken te voorzien. Het landschap is met grote subtiliteit geschilderd en roept de ijzige atmosfeer op, waarin het vochtige winterlicht de velden en heggen in een zilverachtige waas hult. Verspreid over de velden staan standerdmolens, die konden worden gedraaid zodat de wieken in de wind stonden.
De gladde koperplaat – een duurder schilderoppervlak dan paneel – stelt Griffier in staat om met miniaturistische verfijning te werken. Hij bereikt een grote dieptewerking door warme kleuren in de voorgrond te gebruiken, zoals de rode accenten in de kleding en de rijke bruinen en gebrande siennatinten van de vrolijke, door vuur verlichte groep linksvoor. Dit vervaagt geleidelijk in grijze en zilveren tinten voor het midden- en achterplan. Het schilderij toont de Nederlandse samenleving als een harmonieuze en energieke gemeenschap, die volop geniet van de winterse geneugten.
Literatuur:
Voor details: